Goede verlichting op de werkplek is heel belangrijk. Op kantoor is daar veelal goed over nagedacht. Thuis is dat niet vanzelfsprekend. Je hoort (en ziet tijdens het beeldbellen) dat mensen op de meest uiteenlopende plekken hun werkzaamheden uitvoeren. Op de slaapkamer, op zolder, aan de keukentafel… Geen ideale omstandigheden, maar wel een situatie waar we een structurele oplossing voor moeten vinden. 

Tenslotte, thuiswerken lijkt een blijvertje te zijn. Onderzoeken en enquêtes wijzen uit dat 2 dagen per week thuiswerken de norm wordt en in gevallen van corona lockdown zal dit zelfs worden opgeschaald tot 5 dagen per week. Goed licht is belangrijk, voor je productiviteit en nog belangrijker: op de lange termijn voor je ogen. Slecht licht is namelijk niet goed voor je zicht. Voldoende redenen dus om voor goede werkverlichting te kiezen en daar zijn genoeg praktische mogelijkheden voor. We gaan je hierbij helpen. Met de volgende 4 tips maak je altijd de juiste keuze in verlichting voor je thuiskantoor.

Tip 1: Daglicht

Het klinkt eenvoudig, maar er komt meer bij kijken dan je zou denken. Zittend aan je bureau kun je profiteren van de stimulerende werking van natuurlijk daglicht:

• zichtbaar licht ondersteunt de afgifte van endorfine (gelukshormonen)

• infraroodstralen hebben een positief effect op de bloedsomloop en prestatie

Wat betekent dat nou precies? De richtlijnen voor een werkplek schrijven het volgende voor: een “verhouding van doorschijnend raam-, deur- of muuroppervlak of dakraamoppervlak tot vloeroppervlak van minimaal 1:10”. We raden zelfs 1:5 aan. Maar wat kun je nou precies doen als je dit bij jou thuis even niet kunt realiseren, bijvoorbeeld als er geen ramen in de buurt zijn? Ga compenseren. Zoek in je pauzes (meer) daglicht op, door bijvoorbeeld even naar buiten te gaan voor een wandeling.

Daglicht is heel belangrijk om gemotiveerd en geconcentreerd te blijven. Zonlicht heeft effect op heel veel processen in je lichaam en is daarom heel belangrijk. Je kunt er natuurlijk voor kiezen om buiten te gaan werken. Maar dat is niet altijd ideaal, want bij goed weer schijnt de zon al gauw met 50.000 lux op je neer. Je moet met je ogen knijpen om de hoeveelheid licht die je ogen binnenvalt te beperken… Kan het scherm van je laptop dat nog compenseren? Kleine kans. Teveel licht of teveel contrast in de verlichting tussen datgene waarop je je moet concentreren en je omgeving, is ook niet ideaal. Een goede sterkte voor verlichting op een werkplek waar je schrijft, typt en leest, is tussen 500 en 750 lux.

Toch maar binnen werken, want dat is toch wel zo prettig. Je kunt een tekort aan daglicht compenseren met goede verlichting. De lichtspecialisten helpen je graag met vrijblijvend advies over geschikte verlichting.

Tip 2: Een goed lichtplan

Een goed lichtplan helpt om efficiënter (thuis)werken te realiseren. Wanneer je een huis, kantoor, winkel of andere ruimte gaat renoveren of bouwen, dien je vooraf te bepalen hoe elke ruimte wordt gebruikt. Waar komen de meubels? Waar wil je straks werken, lezen, eten, koken of ontspannen? Omdat al deze zaken effect hebben op de (eisen aan de) verlichting. Denk aan de lichtsterkte, kleurtemperatuur, stralingshoeken en dergelijke. Daarom is het belangrijk om bij aanvang de juiste keuzes te maken. Of op basis van bovenstaande aandachtspunten een bestaande situatie naar wens aan te passen.

Tip 3: Zorg voor kwalitatieve verlichting

Er zijn diverse manieren om licht in categorieën te plaatsen. De beoordeling welke verlichting het best passend is, wordt door onze lichtexperts gemaakt op basis van de lichtsterkte in “lux”. Volgens de richtlijnen is 500 lux een goede lichtsterkte voor bureauwerk. De maateenheid “lux” geeft de helderheid van licht in lumen/m² aan. 

Maar er is meer dan “lux” om licht te beoordelen. Denk bijvoorbeeld ook aan de lichtkleur (kleurtemperatuur, gemeten in Kelvin). Werk je beter met warm wit licht of liever koud wit licht? Dat is net wat je prettig vindt. Daarnaast zijn er armaturen met een hoge- of een lage kleurweergave. De kleurweergave wordt ook wel de “CRI” genoemd. Hoe hoger de zogenaamde CRI, hoe beter de kleuren en hun verschillen kunnen worden herkend. 

Tenslotte: verblinding. Ons advies is om kunstlicht zo te positioneren dat het niet direct in je ogen schijnt. Het klinkt logisch, maar het gaat nog te vaak fout. De stralingshoek en de ophanging van een armatuur kunnen tonen of een kunstmatige armatuur al dan niet tot verblinding zal leiden.

Tip 4: een enkele lichtbron versus meerdere lichtbronnen

Wat is nou beter, één lamp of meerdere? Door de evolutie zijn we eraan gewend dat natuurlijk (zon)licht van boven of van de zijkant komt (daglicht door een raam) – dus eigenlijk vanuit één richting. Elke extra lichtbron uit een andere richting betekende vanuit ons natuurlijke instinct: gevaar. Daarom richten we onze aandacht erop. Zo kan onze concentratie dus worden beïnvloed door de positionering van meerdere lichtbronnen. 

Daarnaast speelt ook de kleur en intensiteit van licht een essentiële rol. Uniforme lichtkleuren vermoeien het oog en de concentratie neemt daardoor af. Het goede nieuws is, je kunt er iets aan doen: door gebieden met licht en gebieden van schaduw te creëren, blijven onze ogen beweeglijker, omdat zo’n omgeving aantrekkelijker is.

Hoe ziet jouw thuiswerkplek eruit? Maak foto’s vanuit verschillende hoeken en stuur deze naar ons op. Op basis daarvan kunnen we een lichtadvies op afstand geven. Hiermee kan de verlichting op de werkplek te optimaliseren.